Een eigenaar van een onroerend goed wil wel eens een recht van bewoning toekennen aan de partner waar hij feitelijk mee samenleeft. Maar wat houdt dat precies in en wat moet je daar van weten?
De meeste mensen hebben wel al gehoord van een recht op vruchtgebruik. Het recht van bewoning is integendeel over het algemeen minder bekend. Maar wat is dat juist?
Wat is het?
Een recht van bewoning geeft aan diegene die dat krijgt het recht om het onroerend goed waar het recht op slaat te bewonen. Hij mag dat doen samen met zijn of haar gezin. Voor dit bewoningsrecht moet ook geen vergoeding worden betaald, tenzij dit anders wordt overeengekomen. Het recht van bewoning gaat daarbij wel minder ver dan een vruchtgebruik. Zo mag wie een bewoningsrecht krijgt dat pand niet zomaar verhuren en er de huurinkomsten van opstrijken. Het bewoningsrecht is ook persoonlijk wat betekent dat het niet mag worden verkocht of worden overgedragen aan iemand anders.
Het bewoningsrecht is bv. een geschikt instrument om een samenwoner die eigenaar is van een onroerend goed toe te laten zijn partner verder in dat goed te laten wonen nadat hij zelf is overleden. Het kan bv. ook nuttig zijn in het geval ouders hun onroerend goed willen overdragen aan hun kinderen maar zij nog tot hun overlijden willen blijven wonen in het pand.
Hoe lang duurt het?
Diegene die het bewoningsrecht geeft kan vrij beslissen voor hoelang het bewoningsrecht wordt toegekend. Dit kan gegeven worden voor zolang diegene die het recht krijgt leeft of voor een kortere periode. Zo is het bijvoorbeeld ook mogelijk dit maximaal voor vijf of tien jaar of nog voor een andere termijn toe te kennen.
Wat zijn de rechten en plichten?
Bij het begin van het recht van bewoning moet er in principe een staat van het onroerend goed worden opgesteld. Bovendien kan worden geëist dat de titularis van het recht een vorm van zekerheid geeft. Diegene die het bewoningsrecht krijgt moet het onroerend goed effectief bewonen en het onderhouden als een goed huisvader.
De titularis van het recht van bewoning staat in voor dezelfde uitgaven als degene die de vruchtgebruiker moet dragen. Zo moet hij de kosten wegens onderhoud en slijtage betalen, alsook de kosten van verwarming, elektriciteit en water. De eigenaar staat op zijn beurt in voor de grote herstellingen aan het onroerend goed.
Bij het einde van het bewoningsrecht moet de titularis van dat recht het onroerend goed teruggeven in dezelfde staat als waarin hij het ontving, rekening houdend met het normale gebruik en de slijtage. Diegene die het recht van bewoning had kan in principe geen vergoeding vorderen voor eventuele verbeteringswerken.
Hoe vestig je het?
Je kan het recht van bewoning vooreerst via een overeenkomst toekennen. Omdat het recht van bewoning een zakelijk recht is moet deze overeenkomst wel worden opgemaakt bij een notaris. Daarnaast (en dat gebeurt veelal) kan het recht van bewoning ook via testament toegekend worden. De eigenaar van het onroerend goed kan dus een testament opmaken waarin hij aangeeft dat zijn samenwonende partner het recht krijgt om zijn eigendom na zijn overlijden (kosteloos) te blijven bewonen. Wil je zo’n testament opmaken dan doe je –om vergissingen in bewoordingen te vermijden- dat het beste ook via een notaris.
Weet overigens dat er naast een zakelijk bewoningsrecht ook een persoonlijk bewoningsrecht kan worden toegekend. Dat geeft de titularis ervan iets minder bescherming. De notaris kan je helpen om te kiezen voor de voor jou beste formule.
Kunnen de erfgenamen het in vraag stellen?
In principe kunnen de erfgenamen dit recht van bewoning niet zo maar in vraag stellen. Een uitzondering op die regel bestaat als de waarde van het bewoningsrecht een inbreuk zou maken op de reservataire rechten van bepaalde erfgenamen. Zo zal er rekening moeten worden gehouden met de rechten van de afstammelingen van diegene die het recht van bewoning toekent. Vanaf september 2018 bedraagt deze reserve ½ van de nalatenschap.