Wist je dat heel wat vruchten de rijping van ander fruit versnellen? Dat is waarom sommige fruitsoorten niet kunnen ‘samenleven’, zowel in open lucht als in de koelkast.
Moeder natuur heeft twee soorten fruit gecreëerd: climacterisch en niet-climacterisch. De eerste blijven rijpen eens ze geplukt zijn.
Hiertoe behoren bananen, avocado’s, abrikozen, vijgen, de meeste passievruchten (mango, guave, papaja), kiwi, meloenen, watermeloenen, appels, peren en perziken. Deze categorie vruchten geeft ethyleen af tijdens het rijpingsproces. Dit geur- en kleurloze gas bevordert de rijping van de vrucht die het afgeeft, maar ook die van andere vruchten in de buurt. Daarom is een banaan die nog groen verkocht wordt goed te eten na twee of drie dagen rijping bij kamertemperatuur. Ze kunnen daarom naast onrijpe kiwi’s gelegd worden om hun rijping te versnellen.
Niet-climacterische daarentegen, stoppen met rijpen na het plukken. Dat is het geval voor citrusvruchten (citroen, sinaasappel, mandarijn, grapefruit), maar ook voor ananas, framboos, aardbei, kers, lychee, braambes en druif. In tegenstelling tot de eerste categorie moeten voor deze categorie de vruchten al rijp gekocht worden. In dit geval heeft de tijd een ander effect: de vruchten worden zachter en verleppen, maar niet aan smaak of kleur winnen.
Bij het samenstellen van je wekelijkse fruitschaal, of het nu is in de koelkast of in de open lucht, scheid je climacterische vruchten dus best van elkaar, maar ook van niet-climacterisch fruit, om ze optimaal te kunnen bewaren. Tenzij je natuurlijk de rijping van een andere climacterische vrucht wil versnellen.