Ik print elk jaar foto’s. Ik ben helemaal verslaafd aan kiekjes van gezellige momenten. De meeste foto’s plak ik in albums, maar ik zet ze ook graag in huis neer. Iedereen die binnenkomt, wordt er meteen door aangetrokken. Ze bewonderen de glimlach van personen die ze zelfs niet kennen. Maar er is een maar…
En die maar is…? Dat ik niet meer weet waar ik ze moet zetten. Ik weiger fotokaders op mijn meubels te plaatsen: ik haat buffetkasten die volstaan met prularia. Ik moet dus constant op zoek naar originele ideeën om ze te kunnen uitstallen.
De koelkast is een lappendeken van foto’s, de kader van de grote spiegel in de woonkamer is volgeplakt met kiekjes. Ik heb ook een enorm bord zwart geschilderd met magnetische verf: daar hangen heel wat foto’s aan met minimagneetjes.
Nu heb ik besloten om de glazen deuren van het huis aan te pakken.
Zo heb ik een vijftiental foto’s aan elke kant van de deuren kunnen hangen. Ik heb ze zodanig geknipt dat ze perfect in de omkadering van de ruiten passen. De witte houten scheidingen vormen elegante kaders. Er komt natuurlijk wat minder licht binnen door de deur, maar het is wel kleurrijker en vrolijker. In het leven moet je keuzes maken.
In mijn kantoor heb ik een enorme glazen plaat op de houten tafel gelegd. Onder het glazen oppervlak heb ik een tiental foto’s gelegd. Nu ben ik verplicht om niet te veel rommel te laten rondslingeren op mijn bureau, zodat ik ze beter kan bewonderen.
De dag dat ik geen ideeën meer heb, wordt een ramp. Want zoals heel wat omaatjes voeg ik graag nieuwe foto’s toe, maar zonder de vorige te verwijderen. Zou ik mijn therapeut moeten bellen, denk je?