Ik had het hem nog nooit durven zeggen, maar ik haat de inkomhal van het appartement van mijn vriend. Het is er heel donker. En triest. Zo somber en triest dat ik me er depri voel en me altijd haast om de deur naar de woonkamer te openen.
Stel je een hal voor van maximaal 4 m², met een bruine houten ingebouwde kast met volle deuren. Een verwarming in gebroken wit en een klein (en rommelig) metalen schoenenrek. Er zijn ook twee deuren, weer van donker hout: de deur van het toilet en de deur van de woonkamer. Tegen de muur zit een geel geschilderde structuurbehang.
Het was niet gemakkelijk om er met hem over te praten. Je weet ongetwijfeld zelf ook dat het nooit makkelijk is om iemand die zich ergens thuis voelt te vertellen dat er bepaalde dingen veranderd moeten worden. Maar hier en daar durfde ik al eens een opmerking maken. En op een ochtend stelde hij, helemaal onverwacht, zelf voor om het aan te pakken.
We beslisten om de hal wit te schilderen. Logisch, zou je zeggen, want wit reflecteert het licht beter dan welke kleur dan ook. Ideaal om een ruimte als deze, zonder ramen, op te fleuren en wat helderder te doen ogen. Het behang, het plafond en de verwarming zijn nu dus smetteloos. We kozen voor satijnglansverf om het licht beter te vangen.
Voor de deuren van de ingebouwde kast wilde ik een heel licht watergroen: een tint die zowel zacht als koel is, om te zorgen voor helderheid en sereniteit. Koele kleuren maken een ruimte groter: ze verlengen volumes visueel omdat ze het oog niet tegenhouden bij het scannen van een ruimte. Maar mijn vriend koos voor een heel licht beige. Ik legde me erbij neer. Dit was tenslotte zijn huis. En ik kan niet altijd mijn zin krijgen.
Dan waren er nog de deuren. De ideale oplossing zou zijn geweest om een glazen deur tussen de hal en de woonkamer te plaatsen, maar dat zou veel geld gekost hebben. En dus besloten we om de bestaande deuren op te schuren en zo glad mogelijk te maken. Daardoor kregen we een veel lichter hout, waardoor de deuren minder zwaar en overheersend leken.
Wat de ‘accessoires’ betreft, monteerden we een set van 4 ronde spiegels, zonder omlijsting (om ‘zwaarheid’ te vermijden) en van verschillende afmetingen (om te spelen met het licht dat ze reflecteren). Ze kregen een plekje op de witte muur tegenover de ingang, zodat ze het licht van de plafondspots zouden weerkaatsen. Twee andere rechthoekige spiegels kregen dan weer een plek op de herschilderde kastdeuren geplakt: het samenspel van de verschillende tegenover elkaar geplaatste spiegels, zal de ruimte meer open doen ogen. We zetten ook twee tafellampen in de hoeken.
Om het geheel nog wat mooier te doen ogen, monteerden we ook een wit legplankje boven de verwarming, met daarop het sleutelbakje en twee kleine plastic plantjes. En een fotokader. Voor de schoenen vonden we niet meteen een klein afgesloten kastje waarin alle paren schoenen in pasten. Maar we vonden wel een gesloten kast, om de aandacht niet op de rommel te vestigen.
Aan de vloer veranderden we niets: de tegels lagen er al en die liggen er nog. Om het licht goed te doen uitkomen, kan je kiezen tussen tegels of parket. Het glazuur van tegels is perfect om licht te weerkaatsen, terwijl de natuurlijke kleur van hout ook geweldig is om de ruimte op te fleuren en gezellig te laten aanvoelen.
Het leek wel een nieuwe inkomhal! En nu kan ik met een opgewekt gemoed binnenkomen. Er is niet veel nodig om gelukkig te zijn!