Ontdek Whitehall Palace, een verloren pareltje in Londen dat getuige was van de Britse koninklijke geschiedenis.
Op 4 januari 1698 werd Whitehall Palace in Londen door een verwoestende brand in de assen gelegd. Het paleis, dat sinds 1530 de hoofdresidentie van de Engelse vorsten was, werd volledig verwoest, wat het tragische einde betekende van een symbool van de Britse monarchie.
Een koninklijke residentie
Whitehall Palace werd oorspronkelijk gebouwd in de 14e eeuw en in de 16e eeuw door Henry VIII omgetoverd tot een grote koninklijke residentie. Als centrum van de macht en het hof werd het dé locatie voor cruciale politieke beslissingen en somptueuze feesten. Met zijn 1.500 kamers was Whitehall Palace het grootste paleizencomplex van Europa. De architectuur, een mix van de Tudor- en barokstijl, weerspiegelde de grandeur en elegantie van de Britse kroon.
Henry VIII trouwde er
Whitehall Palace was getuige van talloze historische gebeurtenissen, waaronder het huwelijk van Henry VIII met Anna Boleyn en de dood van Charles I. Het was het middelpunt van de Britse geschiedenis en bood onderdak aan generaties vorsten en hovelingen.
Verwoesting en erfgoed
De verwoesting van het paleis in de ‘Great Fire’ van 1698 betekende een verlies van onschatbare waarde voor het Britse erfgoed. Vandaag zijn er nog maar enkele restanten van over, zoals het Banqueting House, die herinneren aan de vroegere pracht en praal van dit architecturale pareltje.