De zon schijnt en het is warm… maar toch heb je het gevoel dat je zonnepanelen niet zoveel opbrengen. Geen zorgen, we leggen het je allemaal uit!

Fabrikanten beoordelen de prestaties van hun zonnepanelen bij 25 °C, een referentiewaarde die STC (Standard Test Condition) wordt genoemd: bij deze temperatuur behalen de zonnepanelen hun nominale rendement.
Warmte verlaagt de spanning die door de cellen wordt opgewekt, ook al kan de stroomsterkte licht toenemen. De cellen zijn namelijk van silicium, en dat materiaal wordt minder efficiënt bij hitte. Resultaat: een daling van het totale vermogen.
Doorgaans wordt dit rendementsverlies geschat tussen 0,3 % en 0,5 % per graad boven de 25 °C. Tijdens een hittegolf kan dat dus snel oplopen tot enkele procenten, zeker omdat de temperatuur van het paneel ruim boven de luchttemperatuur kan uitstijgen! Op een hete, windstille dag kan de temperatuur van je zonnepanelen zelfs oplopen tot wel 60 of zelfs 70 graden! Dat betekent een aanzienlijk verlies aan rendement, tot wel 20%.
Omgekeerd kan het rendement toenemen bij koud weer.
Maar je hebt het wel begrepen: het zijn niet de graden die tellen, maar de hoeveelheid licht! En wees gerust, extreme temperaturen zullen je panelen niet beschadigen, want ze zijn ontworpen om bestand te zijn tegen een breed temperatuurbereik, van -40 tot meer dan 80 graden.